Verwachte gang van zaken
Oorlog Rusland en Oekraïne
De inval door Rusland in Oekraïne heeft in 2022 een wereldwijde impact gehad op de financiële markten. Door opgelopen geopolitieke spanningen en de opgelegde handelings- en beleggingssancties van Rusland, heeft dit grote gevolgen gehad voor de wereldwijde economieën.
Het pensioenfonds heeft beleggingen in Rusland en Oekraïne. Maar de blootstelling aan beleggingen in Rusland en Oekraïne is relatief beperkt, onder andere door het uitsluitingsbeleid waardoor er sinds 2019 niet belegd is in Russische staatsobligaties. We beleggen beperkt in aandelen en obligaties van Russische en Oekraïense bedrijven. Als gevolg van de ingestelde sancties mag er niet worden gehandeld in bepaalde (Russische) bedrijven. Dit betekent dat wij nog een beperkte positie houden in Russische bedrijven. Per eind 2022 was nog 0,0001% van de totale portefeuille belegd in Russische aandelen en bedrijfsobligaties. Ook in 2023 zal de oorlog een negatieve invloed blijven hebben op de stabiliteit van financiële markten.
Energieprijzen en inflatie
Als gevolg van de oorlog in Oekraïne, de opgelopen geopolitieke spanningen en het sanctioneren/afsluiten van gas- en olieleveringen vanuit Rusland, zijn de prijzen voor gas, elektriciteit en olie fors opgelopen. Deze stijgingen hebben geleid tot een ongekend hoge inflatie, met directe gevolgen voor de prijs van producten.
In 2022 heeft het Kabinet diverse maatregelen getroffen om de prijsstijgingen te beteugelen. De accijns op benzine en diesel is in 2022 tijdelijk verlaagd met 21%. De belasting op gas en elektriciteit is in 2022 tijdelijk verlaagd van 21% naar 9%. In november en december 2022 heeft elk huishouden in Nederland een energiecompensatie ontvangen van EUR 190. Vanaf 1 januari 2023 is een prijsplafond ingesteld op de prijzen voor gas en elektriciteit. Met deze maatregelen beoogt het Kabinet de gevolgen van de opgelopen inflatie te verzachten.
De hoge inflatie kende ook zijn weerslag op het pensioenfonds. Het pensioenfonds streeft naar een waardevast pensioen, en heeft in het laatste kwartaal van 2022 goed gekeken naar de mogelijkheden om de hoge inflatie te compenseren met een toeslag op de pensioenen. Daarbij heeft het pensioenfonds in december besloten een gedeeltelijke toeslag te verlenen. Hoe de energieprijzen en de inflatie zich in 2023 verder ontwikkelen is hoogst onzeker.
Wet toekomst pensioenen (Wtp)
In juni 2019 is een pensioenakkoord tussen de sociale partners en het Kabinet gesloten dat moet leiden tot een nieuw pensioenstelsel. De afspraken over een nieuw pensioenstelsel zijn in het Wetsvoorstel toekomst pensioenen vastgelegd. Op 23 december 2022 heeft de Tweede Kamer het Wetsvoorstel toekomst pensioenen met een ruime meerderheid aangenomen. De Eerste Kamer heeft zich op 30 mei 2023 ook met een meerderheid achter de wet geschaard. Vanaf 1 juli 2023 is daarmee de wet van kracht.
De Regiegroep Pensioenakkoord (samenwerking tussen de sociale partners van KPN en het pensioenfonds) is in 2021 gestart met de voorbereiding om te komen tot een nieuwe pensioenregeling. De Regiegroep streeft naar een nieuwe pensioenregeling op uiterlijk 1 januari 2026. Gezien deze datum dichterbij komt is het pensioenfonds zich aan het voorbereiden op deze overgang. Hiervoor is gekozen voor een uitgebreide projectaanpak. Onderdelen van deze projectaanpak zijn de functionele eisen voor het nieuwe pensioencontract, inrichting van de pensioenadministratie en het communicatiebeleid. Ook staat de datakwaliteit op de prioriteitenlijst voor 2023 van het pensioenfonds.
Commissie Parameters
De Commissie Parameters heeft op verzoek van minister Schouten een vervroegd advies uitgebracht over de parameters, omdat voor het nieuwe pensioenstelsel een nieuwe set uitgangspunten nodig is. De set parameters bevat verwachtingswaarden waar pensioenfondsen onder andere bij het vaststellen van de gedempte premie en de technische voorzieningen rekening mee moeten houden.
De nieuwe set parameters gaat in op het moment van ingang van de Wet toekomst pensioen. Dat zal op zijn vroegst op 1 juli 2023 zijn. De UFR-systematiek wordt al eerder aangepast. Wat dit inhoudt, staat beschreven in 'Technische voorziening en stapsgewijze wijziging UFR-methodiek'.
Technische voorziening en stapsgewijze wijziging UFR-methodiek
De technische voorzieningen zijn vastgesteld op basis van de rentetermijnstructuur van De Nederlandsche Bank (DNB) per 31 december 2022 en de factoren zoals genoemd in de grondslagen bij de jaarrekening.
DNB heeft op 28 augustus 2020 aangegeven dat invoering van de nieuwe UFR-methode vanaf 1 januari 2021 plaats vindt in vier gelijke stappen. Deze Ultimate Forward Rate (UFR) is onderdeel van de rentetermijnstructuur zoals maandelijks gepubliceerd door DNB.
De overgang naar een nieuwe UFR-methode is onderdeel van het advies van de Commissie Parameters uit juni 2019. De stapsgewijze invoering zorgt ervoor dat het effect van de nieuwe UFR-methode op de dekkingsgraad zich geleidelijk in de tijd materialiseert. Hoe 'jonger' een pensioenfonds, hoe hoger de rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen, en hoe groter de impact van de invoering van de nieuwe UFR-methode. Ook een lagere rentetermijnstructuur zorgt voor een grotere impact.
De eerste twee stappen zijn verwerkt in 2021 en 2022. DNB heeft eind 2022 aangegeven dat de nieuwe UFR-methode zoals geadviseerd door de Commissie Parameters 2022, per 1 januari 2023 ineens wordt ingevoerd. De onderstaande tabel toont de impact van de nieuwe UFR-methode op de dekkingsgraad per 31 december 2022 voor het pensioenfonds.
| Dekkingsgraad 31 december 2022 |
Impact | |
|---|---|---|
| Op basis van huidige UFR-methode | 121,5% | |
| Met invoering nieuwe UFR-methode (100%) | 121,3% | -0,2% |