Spring naar inhoud

11.6 Risicobeheer

Het risicobeheer met betrekking tot de balans van het pensioenfonds wordt eens in de 3 jaar op strategisch niveau grondig geëvalueerd in een ALM-studie. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het strategisch beleid van het pensioenfonds. Dit beleid en hoe het pensioenfonds de beheersing heeft ingericht is verwoord in de ABTN van het pensioenfonds, waar het is opgedeeld naar verschillende onderwerpen die invloed hebben op de balans van het pensioenfonds. Dit betreft het:

  • Beleggingsbeleid;
  • Premiebeleid;
  • Herverzekeringsbeleid;
  • Toeslagbeleid.

Risicomanagement is integraal onderdeel van de besluitvorming door het bestuur. Het bestuur is in zijn geheel primair verantwoordelijk voor het vaststellen, uitvoeren en monitoren van het risicobeleid. Het bestuur heeft de monitoring en borging van het IRM-proces belegd bij de Risicocommissie (RC) en daarnaast de verschillende onderkende hoofdrisico's toebedeeld aan de eerstelijns commissies. Hun taak is het monitoren en rapporteren over de desbetreffende risico's aan het bestuur. Hierbij wordt het pensioenfonds ondersteund door externe adviseurs en medewerkers op het Bestuursbureau.

Solvabiliteitsrisico's

Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen die door de toezichthouder worden opgelegd.

Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie voor de onderneming en deelnemers zou moeten verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening op opgebouwde pensioenrechten. In de CDC-systematiek is voorzien dat als het premiedepot onvoldoende middelen heeft om de opbouw te financieren, de opbouw verlaagd kan worden. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.

Voor de bepaling van de dekkingsgraad wordt rekening gehouden met de beleggingen en verplichtingen voor risico deelnemers en het herverzekerde deel.

De aanwezige actuele dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:

Ontwikkeling dekkingsgraad 2024 2023
Dekkingsgraad per 1 januari 122,8% 121,5%
Premie -0,3% 0,0%
Uitkeringen en kosten 0,8% 0,8%
Toeslagverlening -2,3% 0,0%
Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen -1,6% -3,8%
Beleggingsrendementen (inclusief renteafdekking) 6,2% 4,1%
Wijziging actuariële grondslagen 0,0% 0,0%
Wijziging uit hoofde overdracht van rechten 0,0% 0,0%
Overige oorzaken 0,5% 0,2%
Dekkingsgraad per 31 december 126,1% 122,8%

De bepaling van de procentuele effecten van de diverse resultaatbronnen op de dekkingsgraad zijn conform de richtlijnen van DNB alle uitgedrukt ten opzichte van de primo dekkingsgraad. Dit zorgt ervoor dat de optelling van primo dekkingsgraad plus alle afzonderlijke procentuele effecten niet leidt tot de ultimo dekkingsgraad. Het verschil tussen deze twee wordt verantwoord onder de noemer "overige oorzaken" en betreft de kruiseffecten.

Om het solvabiliteitsrisico te beheersen dient het pensioenfonds buffers in het vermogen aan te houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenverplichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de pensioenfondsspecifieke restrisico's (na afdekking).

Het vereist eigen vermogen heeft zich als volgt ontwikkeld:

Vereist Eigen Vermogen 2024 2023
S1 Renterisico 0,1% 2,6%
S2 Risico zakelijke waarden 12,2% 12,4%
S3 Valutarisico 3,6% 3,6%
S4 Grondstoffenrisico 0,0% 0,0%
S5 Kredietrisico 3,6% 3,6%
S6 Verzekeringstechnische risico 2,4% 2,4%
S7 Liquiditeitsrisico 0,0% 0,0%
S8 Concentratierisico 0,0% 0,0%
S9 Operationeel risico 0,0% 0,0%
S10 Actief beheerrisico 1,4% 1,4%
Diversificatie-effect -8,2% -9,6%
Vereist Eigen Vermogen per 31 december 15,1% 16,5%

Bovenstaande uitkomsten moeten geïnterpreteerd worden als bedragen op een schaal van € 100: dit betekent dat het vereist eigen vermogen € 15,10 is per € 100,00 verplichting en gelijk staat aan een dekkingsgraad van 115,1%.

Het Vereist Eigen Vermogen (VEV) is de omvang van het eigen vermogen waarover een pensioenfonds minimaal moet beschikken. Indien een pensioenfonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een reservetekort en moet het een herstelplan indienen bij de toezichthouder. Hierbij wordt uitgegaan van de beleidsdekkingsgraad. De beleidsdekkingsgraad (126,8%) is per 31 december 2024 hoger dan de dekkingsgraad op basis van het vereist eigen vermogen (115,1%).

Het VEV is het vermogen dat hoort bij de evenwichtssituatie van een pensioenfonds. In deze situatie is het eigen vermogen zodanig dat het over 1 jaar met een zekerheid van 97,5% meer bezittingen heeft dan verplichtingen. Per ultimo december 2024 is met het standaardmodel per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven (wortel)formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit.

Diversificatievoordeel ontstaat doordat in het standaardmodel met behulp van een (wortel)formule wordt verondersteld dat niet alle risico’s gelijktijdig optreden. In de formule wordt verondersteld dat een daling van de marktwaarde van zakelijke waarden samengaat met een daling van de rente. De samenhang (correlatie ) tussen het renterisico en het zakelijke waarden risico/kredietrisico is 0,4. Daarnaast is de correlatie tussen zakelijke waarden en het kredietrisico 0,5. Voor de overige risicofactoren wordt geen samenhang verondersteld. Op deze wijze is er diversificatie tussen verschillende risicofactoren, d.w.z. dat niet alle risico's gelijktijdig opgetreden, meegenomen in de formule.

Het VEV is 15,1% en is gebaseerd op de strategische portefeuille, indien het VEV op basis van de feitelijke portefeuille bepaald zou zijn, zou het vereist eigen vermogen uitkomen op 15,2%.

Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10².

(bedragen x € 1.000) 31-12-2024 31-12-2023
Vereist pensioenvermogen 10.823.948 10.458.344
Voorziening pensioenverplichting 9.406.482 8.977.649
Vereist eigen vermogen 1.417.466 1.480.695
Aanwezig pensioenvermogen (Totaal activa -/- schulden) 2.456.010 2.044.082
Surplus 1.038.544 563.387

In de paragraaf beleggingsrisico wordt dit nader toegelicht. 

Beleggingsrisico

De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custodyrisico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, die in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd.

Renterisico (S1)

Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.

Op balansdatum is de duratie van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde 'duratie-mismatch'. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt.

Voor het afdekken van het renterisico geldt per eind 2024 een vast afdekkingsniveau van 100% van het renterisico van de verplichtingen (2023: vast afdekkingsniveau van 70% van het renterisico van de verplichtingen). Per eind van 2024 is 100,1% van het renterisico afgedekt door middel van een combinatie van de beleggingen in vastrentende waarden en renteswaps. Het pensioenfonds focust op de marktwaardering van de pensioenverplichtingen. 

De waardemutatie van de beleggingen en verplichtingen (op basis van het strategische beleid) in het FTK-scenario wordt weergegeven in de onderstaande tabel. De mate van renteafdekking in het FTK-scenario is circa 98,8% (2023: 69,3%).

De duratie en het effect van de renteafdekking wordt in de onderstaande tabel samengevat.

  31-12-2024 31-12-2023
  Duration Duration
Vastrentende waarden (excl. derivaten) 0 4,9 0 4,9
Vastrentende waarden (incl. derivaten) 0 21,1 0 15,8
(nominale) Pensioenverplichtingen 8.113.593 15,2 7.777.406 15,3

Gerealiseerde renteafdekking

Op basis van de werkelijke renteontwikkeling kan de gerealiseerde renteafdekking over 2024 worden berekend. Deze kan afwijken van de feitelijke afdekking doordat in de feitelijke renteafdekking geen rekening wordt gehouden met niet parallelle verschuiving van de rentetermijnstructuur (de verandering van rentes met verschillende looptijden kunnen van elkaar verschillen). Daarnaast kan de renteverandering van een staats- of bedrijfsobligatie (risico-opslagen) anders zijn dan van de swaprente. De rentegevoeligheid van de verplichtingen is hiervoor gebaseerd op marktwaardering en houdt geen rekening met de effecten van de UFR-methodiek. De gerealiseerde afdekking over 2024 bedroeg circa 86% (in 2023: 94%). Gedurende 2024 is de renteafdekking stapsgewijs verhoogd van 70% naar 100%.  

De samenstelling van de vastrentende waarden voor risico pensioenfonds naar looptijd is als volgt:

(bedragen x € 1.000) 31-12-2024 31-12-2023
Resterende looptijd < 1 jaar 280.651 5,2% 228.498 4,4%
Resterende looptijd > 1 jaar < 5 jaar 1.210.431 22,6% 1.249.491 24,3%
Resterende looptijd > 5 jaar < 10 jaar 1.087.716 20,3% 1.195.897 23,3%
Resterende looptijd > 10 jaar < 20 jaar 1.912.184 35,7% 1.567.323 30,5%
Resterende looptijd > 20 jaar 861.109 16,1% 901.711 17,5%
Totaal 5.352.090 100,0% 5.142.920 100,0%

De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het langetermijnkarakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven.

De resterende looptijd van de pensioenverplichtingen (excl. herverzekerde pensioenverplichtingen) kan als volgt worden weergegeven:

(bedragen x € 1.000) 31-12-2024 31-12-2023
Resterende looptijd < 5 jaar 1.630.358 20,1% 1.528.191 19,6%
Resterende looptijd > 5 jaar < 10 jaar 1.538.084 18,9% 1.461.836 18,8%
Resterende looptijd > 10 jaar < 20 jaar 2.503.131 30,8% 2.421.148 31,1%
Resterende looptijd > 20 jaar 2.456.474 30,2% 2.379.542 30,5%
Totaal 8.128.047 100,0% 7.790.717 100,0%

Risico zakelijke waarden(S2)

Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruikgemaakt van derivaten.

Valutarisico (S3)

Valutarisico betreft het risico dat de marktwaarde van de beleggingen in vreemde valuta daalt door een waardedaling van andere valuta's ten opzichte van de euro.

Binnen de categorie aandelen wordt de valuta exposure naar de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen voor de helft afgedekt. Het valutarisico van de Private equity beleggingen wordt niet afgedekt. De beleggingen in vastrentende waarden luiden hoofdzakelijk in euro (of dat de valutarisico's voor het grootste gedeelte worden afgedekt). De valuta van obligaties uit opkomende landen wordt minimaal voor 80% afgedekt. 

Voor de vastgoedbeleggingen worden de valutarisico's afgedekt. In het discretionaire vastgoedmandaat wordt bij de start van elke belegging in een vastgoedfonds besloten of de valuta wel of niet afgedekt wordt. Voor de beleggingen in beursgenoteerd vastgoed wordt het valutarisico van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen afgedekt.

Het totaalbedrag dat ultimo jaar in euro's is belegd, bedraagt voor afdekking 55% (2023: 58%). Het bedrag dat ultimo jaar in euro's in belegd, bedraagt na afdekking 82% (2023: 83%).

Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten € -56,0 miljoen (2023: € 41,1 miljoen). Dit is inclusief de waarde van de valutatermijncontracten binnen de beleggingsfondsen van € -0,81 miljoen (2023: € -0,05 miljoen).

De valutapositie per 31 december 2024 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven. Deze tabel is samengesteld op basis van de beleggingen in aandelen, vastrentende waarden, Private equity en vastgoed. Derivaten en liquide middelen zijn in het overzicht niet opgenomen.

31-12-2024 Totaal voor afdekking Valutaderivaten afdekking Netto positie na afdekking
EUR 5.910.025 2.829.595 8.739.620
       
GBP 158.130 -92.115 66.015
JPY 138.501 -70.285 68.216
USD 3.820.112 -2.666.129 1.153.983
Overige 672.447 -57.056 615.391
Totaal 10.699.216 -55.990 10.643.226

De valutapositie per 31 december 2023 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven. Deze tabel is samengesteld op basis van de beleggingen in aandelen, vastrentende waarden, commodity's en vastgoed. Derivaten en liquide middelen zijn in het overzicht niet opgenomen.

31-12-2023 Totaal voor afdekking Valutaderivaten afdekking Netto positie na afdekking
EUR 5.714.061 2.538.309 8.252.370
       
GBP 155.064 -94.957 60.108
JPY 166.141 -83.759 82.382
USD 3.197.000 -2.254.982 942.018
Overige 633.472 -63.518 569.954
Totaal 9.865.739 41.094 9.906.832

In de solvabiliteitstoets van het pensioenfonds is in de buffers voor het valutarisico rekening gehouden met bovenstaande valutaposities en afdekkingen.

Prijsrisico

Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren.

Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het pensioenfonds. In aanvulling hierop maakt het pensioenfonds voor afdekking van het prijsrisico gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures.

Naast de strategische mix heeft het pensioenfonds in het mandaat aan de vermogensbeheerders richtlijnen gesteld aan het maximale percentage dat namens het pensioenfonds in een sector, land of tegenpartij mag worden belegd.

Naleving van deze richtlijnen wordt binnen de multimanager beleggingsfondsen door de custodian gemonitord. De totale valuta-overlay wordt gemonitord door de fiduciair beheerder. 

De vorderingen en schulden inzake beleggingen zijn in onderstaande tabellen meegenomen. De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille voor risico pensioenfonds naar regio is als volgt:

(bedragen x € 1.000) 31-12-2024 31-12-2023
Europa EU 5.103.407 47,9% 5.035.105 50,8%
Afrika 92.563 0,9% 75.094 0,8%
Noord-Amerika 2.763.967 26,0% 2.295.032 23,2%
Zuid-Amerika 388.819 3,7% 347.443 3,5%
Azië-Pacific 877.406 8,2% 839.216 8,5%
Gemixt 104.502 1,0% 96.687 1,0%
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastrentende waarden 9.330.664 87,7% 8.688.577 87,7%
Derivaten -1.110.300 -10,4% -1.235.282 -12,5%
Overige beleggingen incl. vorderingen en schulden 2.422.862 22,8% 2.453.537 24,8%
Totaal 10.643.226 100,0% 9.906.832 100,0%

De segmentatie van de totale beleggingsportefeuille voor risico pensioenfonds naar sectoren is als volgt:

(bedragen x € 1.000) 31-12-2024 31-12-2023
Energie 131.508 1,2% 136.896 1,4%
Bouw- en grondstoffen 67.870 0,6% 82.302 0,8%
Industrie 628.200 5,9% 558.608 5,6%
Duurzame consumentengoederen 578.028 5,4% 502.168 5,1%
Consumentengebruiksgoederen 327.903 3,1% 282.003 2,8%
Gezondheidszorg 358.661 3,4% 357.024 3,6%
Vastgoed 934.173 8,8% 1.012.306 10,2%
Informatietechnologie 901.811 8,5% 725.126 7,3%
Telecommunicatie 477.266 4,5% 324.152 3,3%
Nutsbedrijven 101.635 1,0% 87.961 0,9%
Overheid en overheidsinstellingen 1.174.626 11,0% 1.175.448 11,9%
Hypotheken 2.314.346 21,7% 2.376.624 24,0%
Financiële instellingen 1.004.670 9,4% 842.421 8,5%
Liquiditeiten 155.204 1,5% 175.372 1,8%
Overige 174.763 1,6% 50.168 0,5%
Subtotaal vastgoed, aandelen en vastrentende waarden 9.330.664 87,7% 8.688.577 87,7%
Derivaten -1.110.300 -10,4% -1.235.282 -12,5%
Overige beleggingen incl. vorderingen en schulden 2.422.862 22,8% 2.453.537 24,8%
Totaal 10.643.226 100,0% 9.906.832 100,0%

Het vastgoed bevindt zich voor 63,2% in Europa, 21,4% in Noord-Amerika en voor 13,4% in Azië-Pacific. Daarnaast wordt 2,1% belegd in beursgenoteerd vastgoed in ontwikkelde landen. Vanwege het risico van leverage binnen de direct vastgoedportefeuille wordt de allocatie gekenmerkt als indirect vastgoed (conform voorschriften van DNB).

Grondstoffenrisico (S4)

Het pensioenfonds belegt niet in grondstoffen.

Kredietrisico (S5)

Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. 

Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico's is het afwikkelingsrisico ('settlementrisico'). Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het pensioenfonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het pensioenfonds financiële verliezen kan lijden.

Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand bij renteswaps en het uitlenen van effecten ('securities lending'). Het gevoerde tegenpartijbeleid houdt rekening met de risicopremies waardoor het inspeelt op de actualiteit.

Ter afdekking van het afwikkelingsrisico wordt door het pensioenfonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. 

De samenstelling van de vastrentende waarden voor risico pensioenfonds naar regio's kan als volgt worden samengevat:

(bedragen x € 1.000) 31-12-2024 31-12-2023
Zuid-Amerika 334.953 6,3% 300.618 5,8%
Noord-Amerika 612.437 11,4% 565.400 11,0%
Azië-Pacific 165.460 3,1% 163.038 3,2%
Europa 4.050.774 75,7% 3.946.336 76,7%
Afrika 83.965 1,6% 70.842 1,4%
Gemixt 104.502 2,0% 96.687 1,9%
Totaal 5.352.090 100,0% 5.142.920 100,0%

De samenstelling van de vastrentende waarden voor risico pensioenfonds naar sectoren is als volgt:

(bedragen x € 1.000) 31-12-2024 31-12-2023
Energie 108.474 2,0% 100.777 2,0%
Bouw- en grondstoffen 146 0,0% 1.453 0,0%
Industrie 232.196 4,3% 189.673 3,7%
Duurzame consumentengoederen 179.210 3,3% 173.815 3,4%
Consumentengebruiksgoederen 154.906 2,9% 143.606 2,8%
Hypotheken 2.314.346 43,2% 2.376.624 46,2%
Informatietechnologie 90.286 1,7% 93.089 1,8%
Telecommunicatie 136.490 2,6% 117.860 2,3%
Nutsbedrijven 92.336 1,7% 84.024 1,6%
Overheid en overheidsinstellingen 1.174.626 21,9% 1.175.448 22,9%
Financiële instellingen 554.850 10,4% 491.173 9,6%
Gezondheidszorg 44.576 0,8% 50.461 1,0%
Liquiditeiten 94.463 1,8% 94.874 1,8%
Overige 175.185 3,3% 50.043 1,0%
Totaal 5.352.090 100,0% 5.142.920 100,0%

De samenvatting van de vastrentende waarden voor risico pensioenfonds op basis van gemiddelde ratings eind 2024 is als volgt:

(bedragen x € 1.000) 31-12-2024 31-12-2023
AAA 1.344.250 25,1% 1.361.178 26,5%
AA 2.010.146 37,6% 1.951.323 37,9%
A 546.097 10,2% 528.843 10,3%
BBB 578.247 10,8% 552.668 10,7%
BB 405.854 7,6% 325.705 6,3%
B 180.217 3,4% 186.896 3,6%
CCC 103.766 1,9% 64.665 1,3%
CC 44.022 0,8% 29.867 0,6%
C 1.927 0,0% 11.333 0,2%
D 24.585 0,5% 23.294 0,5%
Geen rating 112.980 2,1% 107.149 2,1%
Totaal 5.352.090 100,0% 5.142.920 100,0%

De beleggingen met "Geen rating" betreffen met name cash en nog niet afgewikkelde transacties in vastrentende waarden.

In de solvabiliteitstoets per eind 2024 is met het kredietrisico zoals blijkt uit bovenstaande gegevens rekening gehouden.

Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6)

Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico.

Langlevenrisico

Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.

Met de publicatie van de Prognosetafel AG2024 op 12 september 2024 geeft het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) haar meest recente inschatting van de toekomstige overlevingskansen voor de Nederlandse bevolking. De Prognosetafel AG2024 vervangt de Prognosetafel AG2022. Volgens de nieuwe prognosetafel blijft de levensverwachting bij geboorte voor zowel mannen (90,2 jaar) als vrouwen (92,9 jaar) vrijwel ongewijzigd ten opzichte van de vorige prognosetafel. Ook de resterende levensverwachting voor een 65-jarige blijft met 20,5 voor mannen en 23,4 jaar voor vrouwen vrijwel ongewijzigd ten opzichte van de vorige prognosetafel.

Overlijdensrisico

Het overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.

Arbeidsongeschiktheidsrisico

Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen ('schadereserve'). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien.

Toeslagrisico

Het toeslagrisico omvat het risico dat de ambitie van het bestuur om toeslagen op pensioen toe te kennen in relatie tot de algemene prijsontwikkeling niet kan worden gerealiseerd. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, beleggingsrendementen, looninflatie en demografie (beleggings- en actuariële resultaten) echter, afhankelijk van de hoogte van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voorwaardelijk is.

De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze.

Ultimo 2024 bedraagt de reële dekkingsgraad 99,6% (31 december 2023: 96,2%). 

Het pensioenfonds heeft deze risico's verwerkt in de buffer voor het verzekeringstechnisch risico ultimo 2024.

Liquiditeitsrisico (S7)

Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.

Concentratierisico (S8)

Concentraties kunnen ertoe leiden dat het pensioenfonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering.

Om concentratierisico's in de beleggingsportefeuille te beheersen maakt het bestuur gebruik van diversificatie en limieten voor beleggen in landen, regio's, landen, sectoren en tegenpartijen. Deze uitgangspunten zijn door het pensioenfonds vastgesteld op basis van de ALM-studie. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de contractuele afspraken met de vermogensbeheerders en het bestuur monitort op kwartaalbasis de naleving hiervan.

De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2024 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig:

(bedragen x € 1.000) 31-12-2024 31-12-2023
Duitse staatsobligaties 401.580 3,1% 730.952 5,9%
Totaal 401.580 3,1% 730.952 5,9%

De waarde van de beleggingen in MM Dutch Mortgage Fund bedraagt € 2.023,4 miljoen en is meer dan 2% van het balanstotaal. Echter, de uiteindelijke beleggingen zijn verspreid over een veelvoud van debiteuren.

Het pensioenfonds is zich bewust van het gegeven dat bepaalde beleggingen groter zijn dan 2% van het balanstotaal en neemt dit mee in de analyse van het beleggingsbeleid. Het pensioenfonds is van mening dat de beleggingen in voldoende mate zijn gediversifieerd.

Op grond hiervan heeft het bestuur geconcludeerd dat er geen sprake is van concentratie in de activa of verplichtingen en daarom wordt er geen buffer voor concentratierisico wordt aangehouden.

De belangrijkste vorm van concentratierisico in de verplichtingen van het pensioenfonds is de demografische opbouw van de deelnemers. Gegeven de aard is dit risico niet te beïnvloeden. Ultimo 2024 is de verhouding actieve deelnemers tussen mannen en vrouwen in het pensioenfonds: 75% - 25% (2023: 75% - 25%).

Operationeel risico (S9)

Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico's worden door het pensioenfonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en Aegon AM.

Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoeringsorganisaties over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoeringsorganisaties TKP en Aegon AM een ISAE 3402 type II-rapport. De ISAE 3402-rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico's en geeft aan of de uitvoeringsorganisatie 'in control' is. Een externe onafhankelijke accountant certificeert de ISAE 3402-rapportage.

Actief risico (S10)

Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën af wordt geweken van het beleid volgens de benchmark. Een gedeelte van de portefeuille van het pensioenfonds wordt actief beheerd. De standaardtoets is gebaseerd op de risico's in de benchmark en indien daarvan wordt afgeweken, ontstaat derhalve een extra beleggingsrisico.

Hierbij kunnen managers afwijken van een bepaalde benchmark, zodat zij hun kennis kunnen inzetten om een hoger rendement te behalen. Bij actief beheerde beleggingen worden er grenzen gesteld aan de mate van afwijking. Dit geldt zowel voor de Aegon AM-beleggingsfondsen als voor de individuele managers. Het risico dat gepaard gaat met actieve beleggingen op pensioenfondsniveau wordt begrensd door een limiet te stellen op de stijging in het vereist eigen vermogen door deze beleggingen. Naast een risicobudget op totaalniveau blijven de grenzen gelden zoals ze al bestonden voor de Aegon AM-beleggingsfondsen en de grenzen die de individuele managers krijgen.

De beoogde tracking error van het pensioenfonds bedraagt eind 2024 1,6% (2023: 1,4%) op pensioenfondsniveau. Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. S10 heeft een omvang van tweemaal de tracking error van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico niet samenhangt met de andere risicofactoren.

Systeemrisico

Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het pensioenfonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het pensioenfonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen deel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets.

Derivaten

Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van financiële derivaten. De hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken.

Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand.

Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten:

  • Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid.
  • Putopties op aandelen: dit betreft al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het pensioenfonds het
    neerwaartse koersrisico van de aandelenportefeuille kan beperken. Voor deze opties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties.
  • Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt.
  • Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden.

Ultimo 2024 zijn geen zekerheden ontvangen voor de renteswaps en valutaderivaten (2023: € 50,9 miljoen). Er is ultimo 2024 voor een bedrag € 1.119,9 miljoen aan collateral gesteld (2023: € 1.229,5 miljoen).

De getoonde "saldo waarde" onder valutaderivaten betreft alleen de derivaten die op eigen naam van het pensioenfonds staan.

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2024:

Type contract
(bedragen x € 1.000)
Maximum looptijd Contract-omvang Saldo
waarde
Positieve waarde Negatieve waarde
Rentederivaten 3 juni 2074 6.735.500 -1.055.122 72.459 1.127.580
Valutaderivaten 19 maart 2024 2.779.623 -55.179 3.171 58.350
Totaal   9.515.123 -1.110.300 75.630 1.185.931

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de derivatenpositie op 31 december 2023:

Type contract
(bedragen x € 1.000)
Maximum looptijd Contract-omvang Saldo
waarde
Positieve waarde Negatieve waarde
Rentederivaten 16 januari 2073 4.273.500 -1.276.426 0 1.276.426
Valutaderivaten 12 maart 2024 2.469.167 41.143 46.190 5.047
Totaal   6.742.667 -1.235.282 46.190 1.281.473

Versie: v8.2.35

Software voor digital-first corporate reporting

Creëer op efficiënte wijze publicaties die impact maken

Met iwink.report maak je publicaties op een eenvoudige en efficiënte manier. Je bespaart tijd, fouten en stress. Vanuit één plek publiceer je naar een volwaardige webversie, PDF en iXBRL-bestand. Zo geef je lezers de best mogelijke ervaring.

Meer over iwink.report