Bijlage Risicohouding
Onze risicohouding
De mate waarin we beleggingsrisico’s accepteren is met de sociale partners afgestemd en vastgelegd in de risicohouding. De risicohouding is ook afgestemd op onze missie, visie en doelstellingen. De vastlegging van de risicohouding vindt plaats op basis van een voorgeschreven methodiek. Die is hieronder voor de verschillende onderdelen van de pensioenregeling opgenomen.
Risicohouding lange termijn
De risicohouding voor de lange termijn toetst of we in staat zijn voor de lange termijn onze ambitie te halen. Het pensioenresultaat laat zien in welke mate we naar verwachting een voor prijsstijgingen gecorrigeerd pensioen kunnen uitkeren. Deze wettelijk voorgeschreven risicohouding wordt jaarlijks getoetst. Daarbij wordt ook gekeken of het pensioenresultaat in een slechtweerscenario niet te ver achterblijft.
In de tabel hieronder zijn deze grenzen voor de risicohouding van de middelloonregeling weergegeven.
Risicohouding middelloonregeling
(inclusief uitkeringsfase stabiele uitkeringen) in termen van pensioenresultaat
| Ondergrenzen vanuit beleid | |
|---|---|
| Vanuit VEV-niveau | 90% |
| Vanuit feitelijke financiële positie | 92% |
| Maximaal aanvaardbare afwijking (verschil tussen verwacht en worst case) |
35% |
Risicohouding korte termijn
De risicohouding op korte termijn laat zien of we genoeg vermogen hebben om negatieve financiële schokken te kunnen opvangen. Dit wordt uitgedrukt in een percentage van het vereist eigen vermogen (VEV). Ons VEV was op 31 december 2023 (inclusief BPR/IPS-kapitaal) 16,5%. Het VEV is met de door De Nederlandsche Bank voorgeschreven methode vastgesteld. Het geeft de omvang aan van het eigen vermogen waarover we ten minste zouden moeten beschikken. Dit komt overeen met een dekkingsgraad van 116,5%. Met onze actuele dekkingsgraad per eind 2023 van 122,8% voldoen we hieraan.
Risicohouding BPR/IPS regeling
De risicohouding in de opbouwfase in de BPR/IPS-regeling voor de stabiele en variabele uitkering wordt uitgedrukt in de maximaal aanvaardbare afwijking van het pensioen op de pensioendatum (in reële termen). Zie de tabel hieronder. De berekeningen zijn gemaakt op basis van de wettelijk voorgeschreven Uniforme Reken Methode (URM). Hierbij schrijft de toezichthouder naast de rekenregels ook voor met welke scenario’s gerekend moet worden. De risicohouding in de uitkeringsfase van de variabele uitkering wordt uitgedrukt in de maximaal aanvaardbare afwijking in de pensioenuitkering jaar op jaar in het slechtweerscenario (in nominale termen).
Risicohouding opbouwfase BPR
In termen van maximale variatie in reëel pensioen op pensioendatum tussen verwacht en worst case
| Leeftijd | Stabiele uitkering | Variabele uitkering |
|---|---|---|
| tot 38 jaar | 53% | 57% |
| 38 - 47 jaar | 54% | 57% |
| 48 - 57 jaar | 46% | 52% |
| 58 - 67 jaar | 33% | 42% |
Risicohouding uitkeringsfase variabele uitkering
In termen van maximale afwijking van jaar op jaar in worst case
| 12% |
|---|